Over ongemak en rode pumps
Ik voel me altijd een beetje ongemakkelijk als ik word uitgenodigd voor de opening van een kunstexpositie. Het begint er al mee dat ik geen idee heb wat ik aan moet trekken. Bij aankomst in de Beurs van Berlage zag ik een vrouw haar zwarte pumps verruilen voor knalrode exemplaren die ze uit haar merktas viste. Daarna had ze zichtbaar moeite met het letterlijk op de been komen, maar ‘dressed’, dat was ze! Wij hadden al heel wat Amsterdam in de benen en nee, geen reserveschoenen en ook geen handtas. Toch zit daar niet in eerste instantie mijn ongemak. Die zit vooral in de vrees wat bijna altijd komen gaat: een onbekende die naast me opduikt, aandachtig de kunstwerken bekijkt en mij dan naar mijn mening vraagt. Omdat ik toevallig in de buurt sta. De kunstenaar zelf is vaak gelukkig te druk met iedereen te woord staan, dus die zal de vraag niet gauw aan me stellen. Maar ik hoef maar twee minuten ergens alleen te staan kijken en het is raak. En bij kunstexposities (in tegenstelling tot bij muziek), duurt het bij mij héél lang voordat ik een mening heb. Ik reageer in vrijwel alles secundair, maar bij kunst helemaal. Ik vind er niet meteen wat van. Ik voel er ook niet altijd meteen wat bij. Sterker nog, ik weet niet eens wanneer iets kunst is. En nee, dan wil ik niet antwoorden met dooddoeners als ‘interessant’. Dus nip ik aan mijn glas en kijk een beetje glazig.
Out of the box
Toch liet ik me niet weerhouden en waren we op de opening van de expositie van Harry de Winter in de Beurs van Berlage in Amsterdam (‘Out of the box’ 30 september – 2 oktober). De gekste diorama’s hingen en stonden er tentoongesteld. Bush als cowboy op een eend, een baby met een tekst van Mahatma Gandhi, een opgezet everzwijn of een naakte paspop met een gasmasker. Geestig, vaak. Onheilspellend, vaker. Ik maakte meerdere rondes langs de kunstwerken, maar wat vónd ik er nou echt van? Wat voelde ik erbij? Is een criterium ‘of je het in je huis zou hangen’? Moet je geraakt worden?
Naakt
En toen kwam Harry de Winter aan het woord. De man met zoveel ervaring in het publieke leven, en hier toch duidelijk onzeker, zoekend naar woorden, briefje in de hand. Naakt, zo voelde hij zich een beetje, want iedereen zal een mening hebben. Dat is toch best spannend. Ik was ver achterin gaan staan. Met een heleboel ruggen voor me kon ik Harry niet zien maar des te beter horen. Onbedoeld gaf hij mij die middag het antwoord op mijn ongemakkelijke gevoel. Want zeg nou zelf, is het niet gek dat ik opzie tegen het moment dat iemand gaat vragen ‘wat ik ervan vind’ en de kunstenaar zelf het ‘spannend vindt wat iemand ervan vindt’? Wat nou als we besluiten dat kunst vooral bevrijdend moet werken? Je hoeft helemaal niets te vinden! Je bent vrij om het als kunst te zien en als jij van mening bent dat hier een man in zijn atelier heeft zitten knutselen, is dat ook goed. En als iemand mij vraagt wat ik ervan vind, dan ga ik me vanaf nu vrij voelen om te zeggen: ik weet het nog niet.
De dag na de opening van de expositie hoorde ik fragmenten van de uiterst antiwesterse toespraak van Poetin. Hij riep Oekraïne op het verzet te staken en in zijn televisietoespraak zei hij dat Rusland de geannexeerde gebieden zal beschermen met ‘alle middelen die tot onze beschikking staan’. En toen moest ik denken aan het kind met de beer van Harry. Aan het t-shirt met ‘War is over. If you want it’. En toen pas raakte het werk me.
Exposeer nog maar een paar keer de komende tijd, Harry de Winter. Onbegrensd en vrij. Ik zal komen kijken. Misschien trek ik zelfs rode pumps aan: out of my box.